
‘Ik hoorde via via dat mijn vriendinnen de korte en moderne namen van mijn 2 zoons belachelijk vinden’

‘Ik wist niet wat ik hoorde. Letterlijk. Want het kwam dus niet rechtstreeks van hen, maar via via. En dat maakt het misschien nog wel erger. Mijn vriendinnen vinden de korte jongensnamen die wij hebben gekozen blijkbaar niets.
Nou, dat is toch niet leuk om zo te horen, via anderen.
De namen waar wij verliefd op waren
Onze zoons heten Boaz en Jens. Korte namen, ja. Modern misschien. Maar ook warm, krachtig, lief. We hebben er zó lang over nagedacht. Lijstjes gemaakt. Betekenissen opgezocht. Uitgesproken, gezongen, gefluisterd.
We wilden iets eigens. Iets dat past bij wie zij zijn, en wie wij zijn als ouders. Geen standaard. Geen Jan en Piet (al zijn dat óók mooie namen – voor anderen).
Voor ons voelde het goed.
En dan hoor je ineens dat je vriendinnen – je eigen vriendinnen – daar lacherig over doen achter je rug om. Ik vraag me af: Wat zegt dat over onze vriendschap?
Ik wilde gewoon tegen ze zeggen:
“Weet je, je mag de namen niks vinden. Maar zeg het tegen míj, niet achter mijn rug.”
“Besef je dat je met één grapje mijn kind reduceert tot een modetrend?”
“Zouden jullie dat ook doen als het om meisjesnamen ging? Of is het stoerder om jongensnamen af te kraken?”
Maar ik zei niks. Want ik wilde geen drama maken. Geen ruzie. Geen ‘moeilijk mens’ zijn.
En toch voel ik me sindsdien anders. Iets geslotener. Iets minder vrij om te delen, want kom op, dit gaat wel over mijn kinderen. Hoe durf je zoiets te zeggen tegen elkaar, waar ik niet bij ben? Lekker roddelen.
Ja, namen zijn heel persoonlijk, dat begrijp ik ook wel. Iedereen heeft een mening. Je denkt er wat van als iemand zijn kind Bentley of Wolf of Kai noemt. Maar tussen denken en hardop oordelen zit een verschil. En tussen grappen maken en afkraken ook.’