
‘Mijn peuter komt altijd onder de schaafplekken en krassen uit de opvang, dat is toch niet normaal?’

Als ouder wil je niets liever dan dat je kind veilig en gelukkig is, zeker wanneer je hem of haar toevertrouwt aan een kinderdagverblijf. Maar wat als je peuter steeds thuiskomt met blauwe plekken, schaafwonden en krassen? Lisa is er niet blij mee.
Elke dag een nieuwe kras
“Het begon met kleine dingen: een blauw plekje hier, een geschaafde knie daar. Dat hoort erbij, dacht ik toen nog. Maar op een gegeven moment kwam mijn zoontje Finn (2,5) élke dag thuis met iets nieuws. Krassen op zijn wang, een bijtwond op zijn arm, een rode plek op zijn voorhoofd. Op een dag had hij zelfs een nagelafdruk op zijn nek. Toen dacht ik: dit is toch niet normaal meer?”
Spelen of gevaar?
Natuurlijk hoort vallen, klimmen en botsen bij de peuterfase. Kinderen ontdekken hun grenzen en oefenen volop met hun motoriek. En ja, dat gaat gepaard met blauwe plekken. Maar waar ligt de grens tussen normaal en zorgwekkend?
Orthopedagoog en kinderopvangcoach Sanne van Dijk legt uit:
“Het is volkomen normaal dat jonge kinderen af en toe een schaafplek oplopen tijdens het spelen. Maar als een kind structureel met verwondingen thuiskomt, is het logisch dat een ouder zich zorgen maakt. Het kan wijzen op te weinig toezicht, drukke groepsdynamiek of onvoldoende ingrijpen bij conflicten tussen kinderen.”
Het gesprek aangaan met de opvang
Lisa besloot haar zorgen bespreekbaar te maken.
“Ik wilde niet meteen met een beschuldigende vinger wijzen, maar wel begrijpen wat er gebeurde. De leidsters reageerden vriendelijk, maar vingen het vooral af met: ‘Dat hoort erbij in deze leeftijd’. Toch kreeg ik geen duidelijke uitleg over specifieke incidenten. Dat voelde niet goed.”
Volgens Van Dijk is open communicatie cruciaal:
“Vraag hoe incidenten worden geregistreerd, of er verslagen zijn, en wat het beleid is bij conflicten tussen kinderen. Een professionele opvang hoort daar transparant over te zijn. En je moet je als ouder serieus genomen voelen.”
Vertrouwen is alles
Voor Lisa bleef het gevoel knagen. “Ik merkte dat ik Finn steeds minder graag bracht. Niet vanwege hem — hij had het prima naar zijn zin — maar omdat ík geen vertrouwen meer voelde. En als dat ontbreekt, dan is het tijd om verder te kijken.”
Ze koos uiteindelijk voor een kleinere, meer huiselijke opvang met minder kinderen per groep. “Sindsdien is het verschil duidelijk. Tuurlijk, hij valt nog weleens. Maar niet meer dagelijks, en ik word altijd op de hoogte gehouden als er iets gebeurt. Dat geeft rust.”
Wanneer is het ‘niet normaal’ meer? Een paar signalen:
-
Je kind komt structureel thuis met nieuwe verwondingen zonder duidelijke uitleg.
-
De opvang bagatelliseert jouw zorgen of doet vaag over incidenten.
-
Je kind lijkt angstig of terughoudend te worden.
-
Je gevoel zegt: er klopt iets niet — en dat gevoel mag je serieus nemen.
Kinderen vallen, botsen, klimmen en krabbelen. Dat hoort erbij. Maar als je als ouder het gevoel hebt dat het niet meer veilig is, of dat je kind onvoldoende beschermd wordt, dan is het je recht én je verantwoordelijkheid om daar iets mee te doen. Want een schaafplek geneest snel — maar vertrouwen komt langzamer terug.