‘Zo’n naam die geen naam is kiezen voor je zoon, is gewoon te triest voor woorden, dacht ik stilletjes’
‘Ik stond daar, met mijn jas nog half open en mijn gedachten minstens zo rommelig als de winkel waar ik net was binnengelopen. Voor me stond een jonge moeder, stralend van trots, terwijl ze haar zoontje bij de hand hield. Een prachtig kind, daar niet van. Maar toen ik haar hoorde zeggen hoe hij heette, dacht ik, nee…
Dit meen je niet.
Goud.
Ik herhaalde het zachtjes in mijn hoofd, alsof het dan misschien logischer zou klinken. Maar hoe vaker ik het dacht, hoe vreemder het werd. Goud. Een naam die geen naam is, vond ik op dat moment. Zo’n woord dat hoort in sieradenwinkels, op gouden plaatjes, in spreekwoorden misschien. Maar als voornaam? Ik voelde een ongemakkelijke frons opkomen. Zo’n naam die geen naam is kiezen voor je zoon, is gewoon te triest voor woorden, dacht ik stilletjes.
Alsof het nog niet bijzonder genoeg was, tilde ze daarna een klein meisje uit de kinderwagen. Een peuter met grote, nieuwsgierige ogen en pluizig haar dat alle kanten op stond.
“En dit is zijn zusje,” zei ze trots. “Duif.”
Ik voelde een onbedaarlijke drang om mijn mond open te doen — niet om iets onaardigs te zeggen, maar gewoon om te controleren of ik het goed had verstaan. Duif. Een naam die me meteen deed denken aan stadspleinen vol kruimels, vleugels die tegen gevels slaan en die typische zachte koerende geluiden op vroege ochtenden.
Deze naam vind ik gewoon triest
Het was niet eens dat ik het lelijk vond. Eerlijk gezegd had het zelfs iets poëtisch, iets dromerigs. Maar toch zat er iets in me dat bleef haken. Misschien omdat ik me hun toekomst probeerde voor te stellen: een juf die hun namen met een diepe zucht op de lijst ziet staan, een klasgenoot die vraagt of ze misschien ook een zusje hebben dat Meeuw heet.
Maar terwijl ik daar stond, viel me op hoe vanzelfsprekend het voor die moeder was. Hoe liefdevol ze de namen uitsprak, alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Alsof haar kinderen precies zo heetten als ze moesten heten. En misschien was dat ook wel zo. Want wat voor mij vreemd klonk, was voor haar gevuld met betekenis die ik niet kende.
Ik liet mijn gedachten voor wat ze waren en glimlachte naar haar. En naar Goud. En naar Duif.
Misschien, bedacht ik even later, zijn namen uiteindelijk ook maar verhalen. En sommige verhalen beginnen nu eenmaal wat onverwachter dan andere.