
‘Als meester kom je vaak bijzondere namen tegen waarvan je denkt, hoe is het mogelijk’

‘Soms krijg ik de namenlijst van een nieuwe klas onder ogen en moet ik hem twee keer lezen. Niet vanwege de aantallen, of omdat ik moeite heb met de uitspraak, maar gewoon — omdat ik even stilval. Hoe heten deze kinderen?
Tegenwoordig kan alles. “Stilona?” “Jentley-Jax?” “Kaylowdien?” Dan denk ik: hoe is het mogelijk?
Laat me vooropstellen: ik heb respect voor elke naam en elk kind. Echt. Als meester sta je open voor wie er voor je zit. Het maakt me niet uit waar iemand vandaan komt, welke taal er thuis gesproken wordt, of of je ouders dachten dat jij een tweede Beyoncé zou worden. Maar soms… soms frons ik wel even mijn wenkbrauwen. Niet iedereen hoeft Floris en Tom te heten, hoor. Of Sophie en Julia. Maar toch.
Namen zijn verhalen
Zo had ik ooit een jongen in de klas die Fjonne heette — uitgesproken als “John”. En een meisje dat Djenniver heette, met een D en een J. Niet Jennifer. Djenniver. “Mijn moeder vond het chiquer zo,” zei ze trots. Haar hele leven zal ze het moeten spellen, vrees ik.
Dan heb je ook nog de dubbele namen-met-streepje. Tygo-Lee. Bo-Jolie. Rosie-May. Of ouders die het hele alfabet kwijt lijken te willen in één kind: Quinnleigh-James. Op papier lijkt het soms alsof iemand per ongeluk de autocorrectie niet heeft uitgezet bij het invullen van de geboorteaangifte.
De kracht van wennen
Het mooie is: na een paar weken klinkt zo’n naam heel normaal. Je roept “Kaylowdien, pak je rekenboek!” met net zoveel vanzelfsprekendheid als “Eva, opschieten.” Het went. En kinderen groeien vaak in hun naam. Ze worden die naam, met hun gezicht, hun stem, hun energie. En ineens voelt het gek om je daar ooit over verbaasd te hebben.
Toch zijn er momenten dat ik even stilsta bij de verantwoordelijkheid van ouders. Want ik weet ook: een naam gaat mee je hele leven door. Naar sollicitaties. Doktersafspraken. De belastingdienst. En ja — soms kan een naam een kind onbedoeld tot karikatuur maken, of het leven nét iets lastiger.
De balans tussen origineel en overdreven
Ik begrijp de behoefte aan originaliteit. Echt. Maar ik denk soms ook: je hoeft niet per se een unieke naam te verzinnen om een uniek kind te krijgen. Elk kind is al bijzonder, met of zonder exotische spelling.
En ik weet ook dat er verschillen zijn in cultuur, generatie en achtergrond. Wat voor de één vreemd klinkt, is voor de ander heel normaal. Maar een naam is óók een visitekaartje — voor een kind dat daar zelf nog geen zeggenschap over heeft.
Als meester kies ik voor mildheid
Dus ja, soms denk ik: hoe is het mogelijk. Maar vaker nog denk ik: hoe bijzonder dat ik dit kind mag leren kennen, los van die naam. Want uiteindelijk leer ik niet de naam, maar de persoon erachter uit mijn hoofd.
En wie weet… misschien denk ik over twintig jaar bij de namen van mijn eigen kleinkinderen wéér: hoe is het mogelijk — en lach ik erom. Net als nu, voor de klas.’