‘Ik vind het onuitstaanbaar dat mijn ouders elke week op de kinderen van mijn zus passen, en niet op mijn baby’
‘Ik vind het onuitstaanbaar dat mijn ouders elke week op de kinderen van mijn zus passen, en niet op mijn dochter Doortje. Het is een gevoel waar ik me bijna voor schaam, maar dat steeds weer naar boven komt. Elke keer wanneer ik hoor dat ze druk zijn met mijn neefjes en nichtjes, knaagt er iets aan me. Waarom lukt het wel voor haar, en niet voor mij?
Toen mijn dochter werd geboren, had ik een bepaald beeld. Ik zag mijn ouders al over de vloer komen, niet alleen voor de kraamvisite, maar ook daarna. Ik had verwacht dat ze, net als bij mijn zus, spontaan zouden aanbieden om een keer op te passen of om even bij te springen als het mij allemaal teveel werd. Maar dat gebeurde niet. Ze waren natuurlijk blij met de baby, dat zag ik heus wel, maar de vanzelfsprekendheid die ze richting mijn zus tonen, voelde bij mij ver te zoeken.
Misschien komt het omdat de kinderen van mijn zus al ouder zijn; ze zitten al op de basisschool. En eerlijk: toen zij baby’s waren hebben mijn ouders ook niet veel opgepast. Ze vinden het gewoon makkelijker worden als de kinderen wat ouder zijn en dat begrijp ik ook.
Maar toch steekt het.
En dan komt het gevoel van jaloezie. Niet mooi, niet volwassen, maar o zo menselijk. Ik vraag me constant af waarom het bij mijn zus zo anders is. Is het omdat zij meer hulp vraagt? Omdat ze dichterbij woont? Omdat mijn ouders zich meer verbonden voelen met haar kinderen? Of — en dat durf ik bijna niet hardop te denken — houden ze gewoon meer van haar kinderen dan van mijn baby?
Mijn ouders willen nu nog niet oppassen
Het ergste is dat ik me hierdoor klein en onbelangrijk voel. Alsof ik niet meetel. Alsof mijn gezin minder waard is. En tegelijkertijd voel ik me schuldig dat ik überhaupt zo denk. Mijn ouders hoeven tenslotte niets. Ze zijn niemand iets verplicht. Maar toch doet het pijn dat de vanzelfsprekende steun die ik had verwacht, uitblijft.
Ja, ze zeggen nu dat ze ook op mijn dochter gaan passen als Doortje eenmaal naar de basisschool gaat.
k probeer het bespreekbaar te maken, maar telkens slik ik het in. Bang om over te komen als ondankbaar, dramatisch, jaloers. Maar diep vanbinnen wil ik gewoon gehoord worden. Ik wil dat ze begrijpen dat ik me buitengesloten voel, dat ik ook verlang naar die wekelijkse band tussen mijn kind en haar grootouders.
Misschien moet ik de stap zetten om het uit te spreken. Misschien moet ik duidelijker aangeven dat ik hulp nodig heb, of dat ik graag wil dat mijn dochter dezelfde opa- en oma-ervaring krijgt als de kinderen van mijn zus. Want zwijgen werkt niet — het maakt het alleen maar zwaarder.
Ja, ook als ze nu nog zo klein is, wil ze dat contact, toch?’