Deze specifieke namen kunnen ervoor zorgen dat je kind het minder goed zal doen op school
De discussie duikt regelmatig op: kunnen bepaalde voornamen invloed hebben op de schoolprestaties van een kind? Het klinkt in eerste instantie bijna absurd — een naam bepaalt toch niet of iemand slim, gemotiveerd of leergierig is? Natuurlijk niet. Een kind leert niet beter van extra klinkers of slechter van een “simpele” naam.
Toch blijkt uit verschillende internationale onderzoeken dat een voornaam indirect effect kan hebben op hoe kinderen worden behandeld, beoordeeld en begeleid. Niet omdat de naam iets zegt over het kind, maar omdat volwassenen — vaak onbewust — bepaalde verwachtingen hebben op basis van die naam. En dáár ontstaat het risico.
1. Namen die sterk met een sociale klasse worden geassocieerd
Leraren kunnen — zonder dat ze het doorhebben — bepaalde verwachtingen koppelen aan namen die ze vaker horen in specifieke sociale contexten.
Voorbeeld:
-
“Shanice” en “Rico” worden in een schoolteam besproken. Twee kinderen, even slim, even oud. Toch zegt een docent:
“Rico is geen type voor vwo hoor, die is meer praktisch ingesteld.”
Zonder onderbouwing. Alleen op gevoel. -
Bij “Charlotte” of “Floris” gaat men juist vaak sneller uit van een hoger prestatieniveau, meer ouderbetrokkenheid of een stabiele thuissituatie.
Effect:
Het kind met de vermeend ‘lagere’ naam krijgt minder uitdaging, minder verrijkingswerk, lagere adviezen — en dus uiteindelijk lagere prestaties.
2. Namen met creatieve of afwijkende spelling
Namen met extra letters of alternatieve spelling vallen direct op. En opvallend genoeg koppelen volwassenen hier vaker verwachtingen aan rondom gedrag of “serieuze houding”.
Voorbeelden:
-
“Jaden” wordt gezien als “normaal”, maar “Jay’dynn” roept reacties op zoals:
“Oei, dat wordt vast een druk kind.” -
“Elina” voelt neutraal, maar “Eelynnah” wordt door sommigen onbewust gelinkt aan chaotische thuissituaties of ouders die “moeilijk doen”.
Effect:
Zo’n kind wordt vaak sneller aangesproken op gedrag, krijgt minder ruimte voor fouten en wordt door sommige leraren strenger beoordeeld op werkhouding — simpelweg door de verwachting die de naam oproept.
3. Namen die als ‘niet traditioneel Nederlands’ worden gezien
Onderzoek toont dat kinderen met namen die als “anders” geïdentificeerd worden, vaker te maken krijgen met lagere verwachtingen of striktere beoordeling.
Voorbeelden:
-
“Aisha” en “Yunus” krijgen in ouder-kind-gesprekken vaker opmerkingen als:
“We willen hem niet overvragen.”
terwijl hun klasgenoten met dezelfde cijfers juist te horen krijgen dat ze “misschien meer uitdaging nodig hebben”. -
Een kind met de naam “Leana” krijgt een lager voorlopig schooladvies dan een klasgenoot met de naam “Sophie”, ondanks vergelijkbare leestoetsen en werkhouding.
Effect:
De verschillen lijken subtiel, maar stapelen zich op: lagere adviezen, minder begeleiding richting hogere niveaus, minder vertrouwen.
4. Namen die te ‘schattig’, ‘jong’ of ‘speels’ klinken
Zodra een naam bepaalde karaktertrekken oproept, nemen volwassenen soms automatisch aan dat het kind bij die naam past.
Voorbeelden:
-
“Pixie” wordt door een docent spontaan omschreven als “een dromerig, lief meisje” — voordat de docent haar ooit heeft meegemaakt.
-
“Bo” of “Fenna” worden soms onderschat op theoretisch vlak, omdat ze als “gezellig en sociaal” klinken.
-
“Victoria” of “Helena” worden juist sneller als serieus, taalsterk of ‘schoolgericht’ gezien.
Effect:
Een kind dat onterecht in een “sociaal maar niet academisch”-hokje wordt geplaatst, krijgt minder complexe opdrachten en minder aandacht voor cognitieve talenten.
5. Namen die extreem populair zijn in één generatie
Kinderen met zeer gangbare namen worden soms minder individueel beoordeeld.
Voorbeeld:
-
In een klas met vier “Luna’s” kan één Luna onterecht bekend komen te staan als “die drukke Luna”, waarna dat label op de verkeerde Luna blijft plakken.
-
Of een docent onthoudt cijfers, gedrag of afspraken door elkaar, wat invloed heeft op hoe een kind beoordeeld wordt.
Effect:
Verwarring en verkeerde associaties kunnen leiden tot misbeoordelingen en oneerlijke conclusies.
Belangrijk om te onthouden:
➡️ Het probleem is nooit de naam.
➡️ Het probleem is de verwachting die volwassenen eraan koppelen.
➡️ Ouders kunnen veel doen door oplettend te zijn bij oudergesprekken, rapporten en schooladviezen.
Het probleem zit in het systeem, in vooroordelen en in hoe volwassenen reageren. Het beste wat we als ouders kunnen doen, is alert blijven, onze kinderen ondersteunen en ervoor zorgen dat hun naam nooit bepaalt hoe ver ze komen.