‘Als mijn ouders oppassen laten ze mijn peuter urenlang iPad kijken. Kan ik daar iets van zeggen?’

19.11.2025 13:43

Elke donderdag is het “opa en oma-dag”. Mijn ouders passen dan op onze peuter van tweeënhalf, en eerlijk is eerlijk: ze doen dat met alle liefde van de wereld. Ze bakken pannenkoeken, gaan naar de speeltuin en overladen hem met knuffels. Maar de laatste tijd ontdek ik iets dat me dwarszit: zodra ik thuiskom, zit mijn kind met vierkante ogen op de bank, de iPad nog warm in zijn handen.

“Hij was zo lief vandaag,” zegt mijn moeder dan. “En hij wilde zó graag filmpjes kijken.”
Maar als ik zie dat hij drie uur later nog steeds liedjes zingt van een YouTubekanaal dat ik niet eens ken, vraag ik me af of dat ‘lief zijn’ misschien verband houdt met het eindeloze schermgebruik.

Het begon me pas echt te irriteren toen hij op een ochtend vroeg: “Mama, ik wil naar opa en oma… iPad kijken?”
Auw. Dat voelde alsof ik iets verkeerd had gedaan—of alsof zij iets verkeerd deden, dat wist ik eigenlijk niet eens.

Ik probeer thuis best consequent te zijn: maximaal een half uur schermtijd, en alleen bepaalde programma’s. Niet omdat ik een perfecte ouder wil zijn (die bestaan toch niet), maar omdat ik merk dat hij na te veel beeldscherm chagrijnig en druk wordt. En omdat ik stiekem hoop dat hij zijn fantasie nog even gebruikt voor de iPad die straks écht overal is.

Maar hoe zeg je dat tegen je ouders? De mensen die ooit jóu opvoedden zonder handleidingen, podcasts en opvoedcursussen? Mensen die het “vroeger allemaal heel anders deden”?
Ik heb al drie keer geprobeerd het onderwerp subtiel aan te snijden.

“Hij kijkt tegenwoordig wel veel filmpjes hè?”
Mijn moeder lacht het weg: “Ach kind, tegenwoordig doet iedereen dat.”
Mijn vader voegt toe: “Het is toch educatief? Hij leert er Engels van!”

Daar sta ik dan. De lastige dochter die iets vindt. En ik wil niet zeuren—ze passen tenslotte gratis op. Ik ben dankbaar dat ze dat doen. Maar ik ben óók zijn moeder, en ik ben verantwoordelijk voor zijn grenzen.

Uiteindelijk heb ik het toch gezegd. Niet streng, maar wel duidelijk.
“Mam, pap… ik vind het fijn dat jullie oppassen. Echt. Maar ik wil dat hij maximaal een uur iPad mag, verdeeld over de dag. Hij wordt anders te druk. Het is niet omdat ik jullie niet vertrouw, maar omdat dit voor hem beter werkt.”

Er viel even een stilte. Maar tot mijn verbazing zeiden ze geen van beiden dat ik overdreef of moeilijk deed.
“We willen het goed doen voor hem,” zei mijn vader uiteindelijk. “Zeg het gewoon als je iets anders wilt.”

En dat was het. Geen ruzie, geen verontwaardiging. Gewoon duidelijkheid.

Wat ik heb geleerd?
Dat grenzen aangeven niet hetzelfde is als ondankbaar zijn. Dat opa’s en oma’s soms echt denken dat ze helpen, en dat een gesprek helderheid kan brengen. En dat het oké is om te zeggen wat je nodig hebt—ook tegen de mensen die je het moeilijkst vindt om aan te spreken.

Want als het om je kind gaat, mag je best een beetje lastig zijn.