‘Ik baal van de unisex naam die ik mijn dochter heb gegeven, mensen denken dat ik ’t over mijn zoon heb’
Ik dacht, ik ga voor een stoere meisjesnaam. Mijn dochter is ook geen girly girl, dus het past wel goed bij haar karakter. Maar nu denken mensen heel vaak dat ik het over mijn zoon heb, omdat ik mijn dochter een unisex naam heb gegeven.
En dat is Bobby: een naam die inderdaad ook wel aan jongens wordt geven. Maar ook heel vaak aan meisjes.
Steeds weer corrigeren
Of het nu gaat om een kinderdagverblijf, een sportclub of zelfs bij een doktersafspraak — als ik het over Bobby heb, krijg ik vaak reacties zoals: “Wat leuk dat je zoon dat al kan!” of “Hoe oud is hij?” In het begin lachte ik het weg en verbeterde ik ze vriendelijk: “Bobby is een meisje.” Maar na honderden keren corrigeren, begint het soms echt te irriteren. Waarom moet ik telkens uitleggen dat mijn dochter een meisje is?
Het voelt alsof mensen een bepaald plaatje in hun hoofd hebben bij een unisexnaam, en dat plaatje laat zich moeilijk veranderen. Ik merk dat ik soms zelfs ga twijfelen of we wel de juiste keuze hebben gemaakt. Had ik haar een duidelijk ‘meisjesachtige’ naam moeten geven om dit gedoe te vermijden? Baal ik er gewoon van dat mensen het niet weten, of baal ik dat het niet zo meisjesachtig is? Misschien allebei wel. Want ik vind het soms wel jammer dat Bobby niet zo meisjesachtig klinkt als bijvoorbeeld Emma of Lily.
Maar goed, dat is nu te laat. Ze heet nu eenmaal zo en ze is zelf hartstikke blij met haar stoere voornaam. Ze wordt er ook niet mee geplaagd, hoor. Het is alleen dat mensen altijd overal denken dat ik het over mijn zoon heb. Maar die heet Jip, en daar is minder verwarring over. Uiteindelijk zijn het beide unisex namen. Dat is niet bewust zo gegaan, hoor. We vonden dit gewoon de twee leukste namen voor onze kinderen.
Niet te gek, niet te zoetsappig… Maar ja, dan krijg je dus wel al die verwarring erover. Het irriteert me mateloos inmiddels. Maar goed, wat doe ik er aan?
Mijn dochter is een echte Bobby, en daar ben ik trots op. Natuurlijk baal ik nog steeds als ik weer iemand moet corrigeren, maar steeds vaker realiseer ik me dat het probleem niet bij haar naam ligt, maar bij de aannames van anderen.’