‘Mijn zoon wordt gepest in de klas vanwege zijn unieke voornaam’
‘We hebben voor mijn zoon voor een unieke naam gekozen: Faas. We vonden dat stoer en cool klinken en we zijn er zelf heel blij mee. Maar in de klas wordt hij nu geplaagd om zijn voornaam.
Ze noemen hem dan Faas met bloemen. Of Faas is geen baas. ‘Wat een rare naam heb jij’, hoor ik kinderen wel eens tegen hem zeggen. Dan breekt mijn hart.
Zeker nu hij in groep 6 zit begint het plagen erg. Zijn klas is niet helemaal zijn match, geloof ik. Het zijn aanwezige kinderen terwijl Faas juist wat rustiger en verlegen is. Dit wordt alleen maar versterkt door het naamgeroep. Hij heeft gelukkig wel twee vriendjes in de klas met wie hij buiten school om speelt. Als hij die niet had gehad, dan had ik hem zeker van klas laten wisselen. Maar we merken de laatste weken toch achteruitgang op school.
Gepest vanwege zijn naam
Het begon allemaal heel subtiel. Zijn klasgenoten lachten soms om zijn naam, maakten grapjes die we als onschuldig beschouwden. Maar al snel werd het erger. Hij werd uitgelachen, buitengesloten van spelletjes, en soms zelfs fysiek gepest. De opmerkingen gingen van plagerijen naar oneindige beledigingen, en elke dag leek voor hem een strijd te worden. Op voetbal heeft hij er gelukkig helemaal geen last van, daar ligt hij goed in de groep. Het is een schat van een jongen, maar wel wat introvert. En dat klikt niet met die klasgenoten. Dus wat moet ik nu doen? Ik heb het pesten en het plagen al wel tien keer aangegeven bij de juf en ook bij de schooldirectie. Maar ze zeggen er op te letten, maar doen er vervolgens weinig mee. Er werden gesprekken gevoerd met de klas, en er werd extra aandacht besteed aan het bevorderen van respect en inclusie. Zo’n uitleg over pesten, zeg maar. Maar ja. Dat was het dan.
Mijn vrolijke jongen verandert langzaam in een teruggetrokken en angstig kind. Hij begint met tegenzin naar school te gaan en heeft soms huilbuien. Ik voel dat ik meer moet doen dan wat ik nu doe, maar wat? Hem van klas laten wisselen? Ik kan moeilijk die kinderen zelf aanspreken, want meestal ben ik er niet bij natuurlijk. Dan vertelt hij thuis hoe het weer is gegaan in de klas. Als moeder bied ik hem alles wat ik kan: we luisteren naar zijn zorgen en proberen zijn zelfvertrouwen te herstellen. We moedigen hem aan om over zijn gevoelens te praten en helpen hem te begrijpen dat het niet zijn schuld is.
Hopelijk is het na de zomervakantie minder erg, want ik weet niet wat ik moet doen, anders. En ja, ik heb af en toe best wel spijt dat we hem deze voornaam hebben gegeven.’